18 september

Het was in het begin van de lente. Ik liep tijd te doden, gelukkig met gezelschap. Een uur moest ik zien zoet te brengen, op een industriegebied buiten de bewoonde wereld. Ik liep in de richting van iets wat eruit zag als een dijk. Toen ik die dijk een paar honderd meter had gevolgd, kwam ik totaal onverwacht in een 100 jaar oud landschap terecht. Kleine slingerende plattelandsweggetjes, boerderijen die in de tijd waren blijven steken, weiden met groepjes bomen en watertjes, het grasland propvol ganzen. De illusie werd alleen verstoord de vele fitte ouderen op e-bikes, die dit mooie stukje Nederland duidelijk vóór mij al hadden ontdekt.Op de terugweg hoorde ik opeens een vreemd, ruisend geluid. Alsof een enorme combine ver weg over het weggetje naar me toe kwam - maar daar was die weg niet breed genoeg voor! Ik keerde me om en werd bijna overspoeld door een enorme wolk ganzen! Minstens tien minuten stond ik met mijn hoofd in mijn nek, terwijl ze in steeds opnieuw vlak over mijn hoofd vlogen, het geluid van hun vleugels gemengd met het gakken. Ik zag de vlekken op hun borst duidelijk afgetekend: het waren kolganzen. Het voelde als een geschenk, ik was een bevoorrecht mens! Met een glimlach tot mijn oren liep ik het industrieterrein weer op.

In het Frans is een kolgans een 'oie rieuse', een lachende gans.