7 augustus 2017
'Ik haalde diep adem en zei iets wat tegen alle raadgevingen in de handboeken indruist, een paar simpele
onomwonden woorden die ik nooit verwcht had te richten tot een van de kinderen, zeker niet tot hem, Tom, de jongen met de losse handjes.
'Ik vind je een hufter', zei ik. 'Ik zou willen dat het anders was, maar ik vind je een hufter.' En gek genoeg resulteerden ze in een
geheel ander effect dan verwacht, die onprofessionele, verboden woorden. Ik was zijn begeleider die de pedagogische boekjes van buiten kende en hij was de pestkop die niet wilde deugen, en de plaats van handeling was een uitgestorven Plage Bonaparte om zeven uur 's ochtends in de motregen.
'Ik vind je een hufter,' zei ik, en hij begon te grinniken, rillend van de kou. Hij tierde niet, timmerde er niet op los, nee, hij lachte, steeds luider, alsof ik de beste grap sinds tijden had gemaakt. 'Ik vind jou ook een hufter,'zei hij toen hij tot bedaren was gekomen.
uit 'Het verboden pad', door Kees van Beijnum, pg 375/376