20 juli 2012
Ik was vlakbij het parkje toen ik iemand hoorde roepen. Het klonk vreemd,
alsof een plaat te snel werd afgedraaid, maar dan zonder de toonverhoging.
Een enkel woord van twee lettergrepen, op twee toonhoogten uitgeroepen,
herhaald en herhaald, met een vleugje paniek erin. Ik kon de roeper nu zien,
ik herkende de omvangrijke vrouw van rond de 60. Ik kwam haar en haar eveneens
omvangrijke mopshondje vaker tegen. Vaak stond ze met een grote plastic tas vol
brood te oreren tegen de eenden en ganzen en meeuwen terwijl ze stukken brood
zó probeerde te gooien dat iedere vogel zijn deel kreeg. Ze was altijd vrolijk, straalde een
tevredenheid met het leven uit als ze me goedendag zei. Maar nu? Het was de naam van
haar hondje die ze telkens herhaalde. Ik kon het niet goed verstaan. Din-kie-din-
kie-din-kie-din-kie-din-kie-din-kie. Zo snel als ik nog nooit iemand een naam
heb horen roepen. De paniek was duidelijk hoorbaar. Maar waarom? Ze stond bnewegingloos
op het pad. Dink-kie-dink-kie stond op zo'n 50 meter van haar vandaan. Ook op het pad.
En keek naar haar. Was de afstand tussen hen beiden te groot geworden en voelde ze zich
verlaten?