26 maart 2010
Onwennig staat het groepje te kleumen in het waterige
voorjaarszonnetje. In te korte rokjes. Op te hoge hakken. Of te zware
schoenen en te strakke spijkerbroek. De in zwart tricot gestoken
lerares schudt haar spieren los. 'Voel de staart aan je staartbeen
hangen', roept ze. 'Voel die sterke ruggegraat! Wees een Tijger!'
Soepel en gracieus neemt ze een onmogelijke stand aan. Met krakende
gewrichten probeert iedereen haar na te doen, en tegelijkertijd
onzichtbaar te zijn...
De Tijger
Tijger! Tijger! vlammenvuur
In het bos van ’t nachtlijk uur
Welk onsterflijk oog of wie
Ontwierp uw wilde symmetrie?
Door welk vuur in lucht of trog
Zijn uw ogen ooit gewrocht?
Naar welk zwerk durft hij te gaan?
Welke hand pakt vlammen aan?
Wat voor schouder, zo apart,
Vervlocht de spieren van uw hart?
Wat nu uw hart zo kloppen doet –
Wat een hand! En wat een voet!
Wat voor moker kon het zijn?
Wat voor oven borg uw brein?
Wat voor aambeeld? Wat voor tang
Hield uw schrikbeeld in bedwang?
Elke ster wierp met zijn speer
Als hemelwater tranen neer,
Maar keek hij toen met een lach
Toen hij u naast zijn Lam bezag?
Tijger! Tijger! vlammenvuur
In het bos van ’t nachtlijk uur
Welk onsterflijk oog of wie
Weerstond uw wilde symmetrie?
- william blake (vertaling: erik bindervoet)
zie ook:
www.erikbindervoet.nl