6 oktober 2018

...identificeerde ik de bron van een hoog, metaalachtig gekwetter dat afkomstig was uit een hoek van het dak. Ik lag in mijn hangmat, deed mijn zaklantaarntje aan, richtte het licht en biologeerde drie zeer zwarte, zeer glanende, zeer harige vleermuizen die bezig waren de ruwe wand af te dalen. Ze stoptjen hun conversatie, hervonden hun kalmte, begaven zich schuin omhoog naar de goot onder het golfijzeren dak en verdwenen. Ik lichtte de klamboe op, zwaaide mezelf uit bed en staptie in een van een paartje keurige, vrij droge en verrassend grote drollen van de rietsuikerpad
Fred, de pad, die daht dat hij voldoende gecamoufleerd was, zat te schuilen onder het metalen frame van mijn Bergen-backpack. Hij keek me op een wrattige manier verontschuldigend aan. Ik veegde mijn sok af en ruimde de rommel op met een oud stuk millimeterpapier. Om de dertig seconden knipte Fred met zijn ogen, een keer.

Redmond O'Hanlon, Tussen Orinoco en Amazone, 1988